aa
aa
a
a
EEN AAR
Laat mij bij
het gieren van de gure wind
nog iets dieper buigen als een lijdzaam kind.
Laat mij als een halm zijn, die zich sierlijk neigt,
zelfs in regenvlagen in berusting zwijgt.
Laat mij
in de stormen vast geworteld staan,
heen en weer bewegend naar de volheid gaan.
Laat mij op de akker, ruisend in de nacht,
als een aar zijn die slechts op de oogsttijd wacht.
home
|